maandag 25 februari 2013

Van Cradle Mountain naar Sydney

Het regende op het moment van schrijven pijpestelen en we zaten in de campingkeuken te schuilen. Een goed moment om een nieuwe aflevering van onze avonturen op te schrijven dus, met het laatste stukje vanaf een camping in Sydney.

Vorige week zondag zijn we na een rustige ochtend 's middags toch nog een eind gaan wandelen; dit keer een rondje rondom Dove Lake, de meest populaire wandeling in Cradle Mountain. Een mooie makkelijke wandeling met uitzichten over het water en de berg, met strandjes en bos op de oever. We merkten wel dat onze benen de kilometers van zaterdag nog wel voelden :-). 's Avonds was het tijd om onze spullen alvast weer in te pakken, want we moesten maandag in een keer terug naar Hobart. Dit klusje werd behoorlijk opgevrolijkt door de aanwezigheid van twee brutale possums die hadden besloten dat er in onze auto, of anders in onze tassen, vast lekker eten te vinden was. Ze waren duidelijk gewend aan mensen, en lieten zich nauwelijks wegjagen. Pas als je dreigde ze op te pakken liepen ze een stukje weg, maar tegen ze roepen, achter ze aanzitten of ze aanraken maakte allemaal geen indruk. Zo weet ik nu dat possums een hele zachte vacht hebben. Stiekem waren die twee best wel schattig.

Op maandag was het dan tijd voor de terugrit naar Hobart, waar we tegen het eind van de middag onze auto inleverden. Hobart had op dat moment een mini-hittegolf: het was er 37 graden. Dat was even wennen! We zij rond etenstijd richting de haven gewandeld om te eten aan de kleurrijke Salamanca Market, en daarna hebben we een rondje rondom de de haven gewandeld, waar nog een aantal interessante informatieborden stonden en een stoere oude havenkraan. Het meest fijne was echter om de voeten in het water te hangen voor wat broodnodige verkoeling.

Die nacht regende en onweerde het, en daardoor was het dinsdag gelukkig een stuk koeler. Ons vliegtuig naar Melbourne bleek inmiddels pas aan het eind van de middag te vertrekken, dus we hadden nog wat tijd om Hobart te verkennen. We liepen een rondje door. Battery Point, een schattig oud wijkje met huizen van het begin van de kolonisatie. Erg leuk om doorheen te dwalen. Daarna nog wat gewinkeld, maar toen was het toch wel tijd om naar het vliegveld te vertrekken. De vlucht naar Melbourne verliep voorspoedig, en zo konden we vlak voor het avondeten inchecken in ons hotel. Na het avondeten nog een rondje door Melbourne gewandeld.

Woensdag konden we dan eindelijk ons Spaceship ophalen. Dit ging niet helemaal zonder hobbels, er waren wat kleine dingen mis mee. Ook na vertrek vonden we nog wat dingen, zoals een lekkende waterpomp, maar die kunnen we over een paar dagen in Sydney laten fixen. We hadden inmiddels besloten om Melbourne verder te laten voor wat het was en door te rijden naar Wilsons Promontory. Dat is een schiereiland ten oosten van Melbourne met mooie kustlijn en bos. De rest van de dag ging op aan die kant op rijden. Bij aankomst bleek het wat regenachtig, wat gelukkig niet zo bleef, en enorm winderig, wat wel zo bleef. Ik was blij dat we niet in een tent sliepen, die dingen klapperden ontzettend in de enorme windvlagen. Zelfs in ons Spaceship was het al behoorlijk rumoerig. Grappig waren de kuddes galah's (roze met grijze papegaaien) die op de camping woonden in de hoop op restjes eten. Ze zaten vaak boven je in een boom herrie te maken als je stond te koken.

Donderdag gingen we een eind wandelen langs de kust. De wandeling was heel afwisselend: steeds een stukje strand en daarna over een bossige heuvel naar het volgende strand. Mooie uitzichten van bovenaf, en lekker over het strand wandelen en naar de opspattende golven kijken. Het enige jammere was de grote hoeveelheid dode bomen en struiken, waarschijnlijk het resultaat van een enorme overstroming twee jaar geleden. Vrijdag werd het weer wat zonniger en zijn we gaan zwemmen in de zee en de rivier naast de camping, die daar in de zee uitmondt. Het water in de rivier was heerlijk, bijna warm. Het geheel had wel wat weg van een tropisch zwemparadijs, maar dan in het echt.

Op zaterdag gingen we een dagje kilometers maken, richting Sydney. Onderweg avondeten gegeten bij een erg leuk café/winkeltje met een fantastisch uitzicht over weiland en bos vanaf de veranda. Het eindpunt voor de dag was Mallacoota, een plaatsje op de grens met New South Wales, maar nog net in Victoria. Het ligt tegen Croajingolong National Park aan, aan een gigantische baai die in verband staat met de zee. Een mooie tussenstop voor een dagje.

Helaas regende het zaterdag en zondagmorgen heel hard, waardoor we weinig konden ondernemen. 's Middags werd het even droog, en zijn we een stuk langs de baai gaan wandelen. Bij terugkomst op de camping waren we net te laat binnen om een nieuwe plensbui te ontwijken, dat was net even jammer ;-). We waren toen erg blij met de overdekte campingkeuken, waar we droog konden koken. Ondertussen nog wat gekletst met mensen uit Duitsland en Zwitserland die ook van Melbourne naar Sydney aan het reizen waren.

Vandaag, maandag, hebben we weer een hele lading kilometers gemaakt, helemaal door naar Sydney. Onderweg nog weer een aantal plensbuien tegengekomen. In het noorden van New South Wales schijnen ook overstromingen te zijn, dus als we die kant op gaan zullen we de wegcondities goed in de gaten moeten houden. Gelukkig zijn er meerdere routes mogelijk :-).

 

zaterdag 16 februari 2013

Wandelen in berg en bos

Zo, we zijn weer een weekje verder, dus het is wel tijd voor de volgende update. Op vrijdag hebben we een dagje lekker niks gedaan, dus ga ik maar eens verder bij zaterdag. Die dag gingen we met z'n allen verhuizen naar de volgende camping, namelijk in Mount Field National Park. Wij kwamen volgens planning aan op de camping na een boodschappenstop, maar Ingrid en Marc liepen wat vertraging op omdat ze een wat avontuurlijkere route hadden genomen, en die was zo avontuurlijk dat zelfs hun four wheel drive auto er wat moeite mee had. Gelukkig hadden wij al een plekje naast die van ons voor ze kunnen regelen. Mount Field heeft zowel wandelingen aan de voet van de berg in het regenwoud als hoger de berg op, dus dat beloofde veel gevarieerde wandelingen. Op zaterdagavond gingen we nog even een rondje lopen naar Russell Falls, want daar zitten glow worms die je in het donker kan zien. De wandeling door het bos in het donker was een beetje spookachtig maar wel leuk, en we hebben inderdaad een aantal lichtpuntjes tussen de bomen gespot. 's Nachts kwamen we erachter dat deze camping last had van wel erg brutale possums: er probeerde er eentje met de appels van Ingrid en Marc vandoor te gaan. Hij liet zich ook nog eens niet makkelijk wegjagen; blijkbaar vond ie dat het eten van die domme toeristen gewoon van hem was.

Zaterdagnacht had het wat geregend, dus leek zondag ons wel een goed moment om een wandeling langs alle watervallen in het regenwoud te maken. Dat bleek de moeite waard; het bos was mooi oud met allemaal grote varenbomen, en de watervallen gaven het een extra sprookjesachtig effect. Ik verwachtte bijna een bosnimf bij een watertje te zien zitten :-).

Op maandag gingen een aantal van ons langere wandelingen doen. Marc vertrok om half zeven al voor de zijne, wij sliepen net wat langer en gingen om negen uur op pad. Deze keer ging het helemaal de berg op, via een slingerweg waarvan ik blij was dat Joost achter het stuur zat in plaats van ik. Eenmaal boven werd de auto geparkeerd en startten we een wandeling die langs Tarn Shelf (een plateau met bergmeertjes) ging, en daarna weer naar beneden langs een aantal grote meren. De ochtendmist begon net op te klaren toen we begonnen, en het uitzicht was prachtig. Minstens zo interessant was de variatie aan planten. Op het eerste stuk omhoog stonden knoestige oude eucalyptusbomen van een soort dat alleen op de sneeuwgrens groeit. Eenmaal boven bij de bergmeertjes veranderde het landschap in een soort hoogveen, met heel veel water en een enorme variatie aan mossen en grassen en een soort van alpenbloemen. Dat had ik helemaal niet verwacht zo hoog, we zaten op iets van 1100 meter. Het was echt heel erg mooi om doorheen te lopen. Het stuk terug langs de grotere meren lag lager, en had alweer iets meer gewoon bos. We waren rond een your of vier weer terug bij de parkeerplaats, lekker moe en blij dat Ingrid die avond kookte.

Dinsdag deden we met z'n allen een aantal kortere wandelingen op verschillende hoogtes op de berg. Helemaal boven wandelden we een rondje rondom een groot meer bij de parkeerplaats met halverwege een afdaling naar een kleiner bergmeer. Daarna iets terug naar beneden voor een stukje hoogveen/heide achtig landschap. Marc, Ingrid en de kinderen gingen daarna weer terug naar de camping, maar wij hadden nog energie over, dus we deden nog een klim naar een uitzichtpunt. Dat bleek een erg mooie plek: het bestond uit een soort natuurlijke burcht van enorme rotsblokken, en daar bovenop had je een erg mooi uitzicht naar alle kanten.

Woensdag gingen we een stukje buiten Mount Field naar Camp Florentine, een protestkamp tegen het omhakken van regenwoud. Ingrid, Marc en hun kinderen hoopten in contact te komen met iemand die ze naar een boom in de wildernis kon brengen waar een vrouw al meer dan een jaar in een boom zit om te proberen dat stuk regenwoud beschermd te krijgen. Helaas bleek het kamp bij onze aankomst verlaten, wat vooral voor Gráinne een grote teleurstelling was. Gelukkig vertelde Ingrid me later per sms dat het op vrijdag alsnog wel gelukt was, maar toen waren wij al op onze volgende bestemming. We hebben daar in de buurt wat door het bos gewandeld en naar een uitzichtpunt waar je de hele vallei met regenwoud kon zien, omringd door stoere steile bergen.

Donderdag was onze tijd samen aan z'n eind gekomen. Marc en Ingrid gingen met wat tussenstops verder naar het noordwesten, terwijl wij heel graag nog naar Cradle Mountain wilden voor onze tijd in Tasmanië op was. Het was wel verdrietig om weer afscheid te nemen, zeker omdat het zo'n leuke tijd was geweest. Gelukkig is het met internet en sms lekker makkelijk om contact te houden. Zoals gezegd gingen wij onderweg naar Cradle Mountain, waar we uiteindelijk de hele dag over gedaan hebben. De route was namelijk hartstikke mooi, dus we zijn vaak gestopt bij uitzichtspunten en hebben hier en daar de toeristische (kronkelige,smalle) route genomen. Het hielp ook niet dat onze 'snelweg' op twee plekken ineens veranderde in een brede, hobbelige zandweg...

Bij aankomst in Cradle hadden we een mooie crisis: de camping bleek vol, de receptie al dicht en toen Joost de autosleutel uit de deur wou halen, brak de sleutel af. Stonden we daar op de parkeerplaats, en we konden geen kant meer op. Maar gebeld met de camping nachtdienst, en die kon ermee leven dat we dan op de parkeerplaats overnachtten. Gelukkig waren de autodeuren open toen de sleutel afbrak. Achteraf bleek een geluk bij het ongeluk dat we daardoor de volgende ochtend wel vooraan in de rij stonden voor een campingplaats en er daardoor wel een konden krijgen, want rond de lunch waren er al geen plekken meer vrij. Cradle is duidelijk een populaire bestemming! Het autoverhuurbedrijf had een sleutelmaker onze kant op geregeld en die was er al om elf uur 's ochtends, dus daarna konden we weer gewoon rijden. Dat was een hele opluchting.

Op vrijdagmiddag zijn we dan alsnog een eind gaan wandelen, langs de Dove Canyon Circuit. Dat is een wandeling door de kloof die de Dove River uitgesleten heeft in de rotsen. Die kloof is zo diep en steil dat je vanaf het wandelpad halverwege de helling het water nog niet of nauwelijks kon zien. Leuk om te wandelen met de nodige klauterpartijen. Op één punt zijn we via een zijpaadje afgedaald naar het water. Dat ziet er bijna mysterieus uit met de steile rotsen eromheen en al het groen. Het water zelf is wat donkerbruin van de kleurstof die alle bladeren van de bomen erin afgeven.

Vrijdagavond hebben we nog een tour gedaan van het lokale Tasmanian Devil Sanctuary. Die beestjes worden met uitsterven bedreigd door een bepaalde ziekte, en men probeert in gevangenschap, in quarantaine zeg maar, ze te fokken zodat ze in elk geval niet helemaal verdwijnen. Tijdens de tour werden ze ook gevoerd, en behalve de devils waren er ook quolls, een soort van buidel-katten maar dan kleiner en met witte stippen. Ze zien er allemaal heel lief uit, behalve als ze om hun eten gaan knokken ;-). Er werd ook een boel verteld over de beesten en het fokprogramma, dus het was erg de moeite waard.

Voor zaterdag was er nog steeds fantastisch weer voorspeld, dus besloten we de stoute schoenen aan te trekken en te kijken of we de top van Cradle Mountain konden bereiken. Met de shuttle bus naar het startpunt van de route wat dieper in het park, en dan aan de slag. Het hoogste punt lag 700 meter boven het startpunt, dus we moesten een eindje omhoog. Het eerste stuk ging langs een stroompje dat halverwege een waterval had en dan bleek te beginnen bij Crater Lake, een mooi meer omringd door steile rotswanden. Vanaf daar door naar Marion's Lookout op 1200 meter hoogte ongeveer. Hier kreeg je al een mooi voorproefje van het uitzicht dat je te wachten stond, met Crater Lake en het grotere Dove Lake aan je voeten en Cradle Mountain in de verte. Dan een stukje over de bergrug, en dan stond je aan het begin van de klim naar boven; nog 300 meter stijgen te gaan naar de top op 1545 meter. Dat begon er toch wel indrukwekkend uit te zien. Het eerste stuk kon je nog gewoon over een pad lopen, maar algauw werd het een soort van rotsklimmen over grote rotsblokken, die gelukkig wel heel ruw waren en veel hand- en voetgrepen hadden. Ik vond het op sommige punten behoorlijk eng, maar er waren genoeg andere wandelaars die je wel aanwijzingen wilden geven, en Joost heeft me af en toe een handje geholpen. Zo is het dan gelukt, we zijn helemaal boven gekomen! Het uitzicht was echt adembenemend, je kunt vanaf de top zowat het hele centrum van Tasmanië zien. Dit leek ons wel een goeie plek om te lunchen, en na een laatste blik in de rondte was het tijd voor de afdaling. Deze bleek gelukkig veel minder eng dan ik gedacht had, je kon je op de meeste plekken op je achterwerk laten zakken tot je weer een goede plek voor je voeten had. Eigenlijk was omhoog enger dan naar beneden dus, terwijl ik het omgekeerd gedacht had. Eenmaal weer aan de voet van de berg besloten we via de voet van de berg en de andere kant van Dove Lake terug te gaan, wat op zichzelf nog een hele klauterpartij bleek, met op een punt een ketting naast het pad om je aan omhoog of omlaag te sleuren. Ook hier nog weer fantastiche uitzichten, en we hebben nog twee wallabies gezien op de berghelling. Die zijn al een heel stuk groter dan een pademelon, maar kleiner dan een echte kangaroe. Uiteindelijk kwamen we na dik acht uur lopen, doodmoe maar enorm tevreden, uit bij de parkeerplaats vanwaar we de shuttle bus terug konden nemen. Als kers op de taart zagen we onderweg in de bus nog een wombat aan het grazen naast de weg. Die zien eruit als een soort schattige enorm grote marmot, heel lief. Eenmaal terug op de camping hebben we lekker uitgerust en enorm lang geslapen :-).

 

zaterdag 9 februari 2013

Aankomst en de eerste Australische beestjes

We zitten momenteel op een camping zonder internet, dus deze stukjes komen later online dan ik ze schrijf. We zitten ongeveer 30 kilometer van Huonville op een wilderness camping, vlakbij het Southwest National Park. Het is hier heerlijk rustig, en 's avonds als het donker wordt komen er hele kuddes pademelons, een soort mini-kangaroes, eten zoeken op het kampeerterrein.

Maar laat ik even bij het begin beginnen. De vliegreis was lang maar voorspoedig, en we kwamen netjes volgens planning aan in Hobart op maandagmorgen, volslagen uitgeteld en met een enorme jetlag. We zijn naar ons motel gegaan en hebben aldaar min of meer aan een stuk door geslapen tot dinsdagochtend, met een korte pauze voor wat eten. Dinsdagochtend na het ontbijt haalden we onze minicamper op. Wegens het gebrek aan wilde spaceships om te temmen en in te rijden in Tasmanië, moeten we het hier nog even met een wat conventionelere camper doen, maar voor een tweede keus bevalt hij prima. Na een boodschappenstop was het dan eindelijk tijd om op zoek te gaan naar Ingrid en Marc, die we met enige moeite vonden op de hierboven genoemde camping. De rest van de dinsdag hebben we vooral bijgekletst en met de kinderen in de rivier naast de camping gespeeld. Het was bijna dertig graden, dus de koelte van het water was erg welkom. Er was een kleine waterval waar je naartoe kon lopen door de rivier. Die werd door iedereen even bekeken. 's Avonds gingen we op zoek naar platypus (vogelbekdier) in een beekje, maar ze wilden niet tevoorschijn komen.

Op woensdag gingen we naar Huonville om extra eten in te slaan en wandelkaarten te halen. Het was nog warmer dan op dinsdag, dus verder hebben we het rustig aan gedaan. 's Avonds gingen we met Marc en Gráinne in hun four wheel drive de bergen in om wildlife te kijken en te zien of het track dat we later wilden wandelen bereikbaar was. We hebben een stuk of zes possums gezien en wel vijfentwintig pademelons. Het was een aardige uitdaging om er geen te raken met de auto.



Donderdag was het weer iets koeler, dus konden we gaan wandelen. Onderweg naar het begin van het track zagen we een echidna (lijkt een beetje op een egel, zie foto). Die waggelen heel koddig als ze lopen. We deden het track naar Lake Skinner, een meer op ongeveer 1000 meter hoogte. De wandeling begon op ongeveer 600 meter, dus we moesten een aardig eind klimmen. Je liep al snel het Southwest National Park in, met indrukwekkend oud bos dat er al bijna uit ziet als gematigd regenwoud met hele grote oude gum trees. Het pad was smal en ging over en onder de nodige omgevallen bomen en rotsblokken, lekker avontuurlijk. Het bos liep door tot bijna 900 meter hoogte, daarna werden de planten duidelijk lager en schraler. Vanaf daar was het uitzicht dan ook spectaculair mooi, en het meer zelf was veel groter dan we verwacht hadden. Het waaide heel hard waardoor er stevige golven waren. Terug op de camping waren we aardig moe, dus hebben we de avond lekker uitgepuft.