zondag 17 maart 2013

Van Brisbane naar de tropen

Gisteren zijn wij de steenbokskeerkring gepasseerd en officieel in de tropen aangeland. Klinkt als een goed moment voor een nieuwe aflevering van onze avonturen. Queensland blijkt niet aan zomertijd te doen, waardoor er tijdverschil was met New South Wales: hier is het een uur eerder. Zonsondergang kwam de eerste paar dagen dan ook verassend vroeg: rond half zeven werd het al donker. Inmiddels loopt de dag van ongeveer zes tot zes. Het klopt niet helemaal met het zomerweer, wat toch associeert met lange dagen, maar daardoor voelt het wel echt als een ander stuk wereld.

Zoals ik de vorige keer al aankondigde, reden wij vorige week zondag naar Brisbane, wat helemaal niet zo ver rijden was en waar we in de ochtend nog aan kwamen. Er bleek een erg leuke camping niet ver van het centrum af te liggen, dus dat kwam goed uit. Die ochtend lekker rustig aan gedaan, en 's middags de stad wat verkend. We liepen een stukje door de botanische tuinen, en daarna door naar de andere kant van de Brisbane River, die midden door de stad stroomt. Op die oever had met een heel mooi langgerekt park aangelegd, met over het pad een gigantische pergola die helemaal begroeid was met een klimplant vol paarse bloemen. Het zag er prachtig uit. Langs het pad wisselden parkjes en speelplekken af met eetgelegenheden. We hebben de lekkerste crèpes ooit gegeten bij een daarvan :-). We hebben de rest van de middag besteed aan dat park verkennen, waar onder andere ook nog een Nepalese pagode bleek te staan van een oude wereldtentoonstelling. Helemaal vol met houtsnijwerk, erg mooi. Daarna terug naar de camping voor avondeten, en daarna nog tijd voor een spelletje.

Maandag gingen we nogmaals naar Brisbane, want ik had zin om een beetje te winkelen. Eerst nog een stukje stadswandeling gedaan, waarvan de kathedraal een van de mooiste plekken was. Er was een kapel bij voor een australische heilige; haar beeld was ruw houtgesneden uit een enorme boomstronk. Ik vond het heel mooi, het associeerde met de kracht van de natuur. Hierna doken we de winkelstraten in, maar uiteindelijk hebben we vooral een praktische aankoop gedaan: een paar zogenoemde gaiters, dat zijn een soort van regenbroek-sokken voor over je broek en schoenen heen. Heel handig op modderige wandelingen, want een stuk makkelijker schoon te maken :-). En passant houdt het ook slangenbeten tegen. We hebben samen met een boel kantoorpersoneel gelunched in een food court; dat is meestal een onderverdieping in een winkelcentrum met een boel etensstalletjes langs de muren en tafels in het midden waar je snel wat te lunchen kan opvissen. Goedkoop en veel variatie: zouden ze in Deventer ook wel mogen bouwen van mij ;-). Na de lunch waren we eigenlijk wel uitgewinkeld, dus besloten we een bezoek te brengen aan het Queensland Museum. Daar hadden ze een stoere interactieve tentoonstelling over dinosaurussen en een science centre, wat wel wat weg had van Nemo in Amsterdam: allerlei zelf-doe tentoonstellingen over wetenschap-achtige onderwerpen. Het leukste was een kamer met laser-tripwires, waar je je als inbreker tussendoor moest wurmen om bij de deur te komen zonder het alarm af te laten gaan. Dat bleek heel wat lastiger dan gedacht. Verder was er nog een interessante tentoonstelling over aboriginal geschiedenis in Queensland en een andere over typisch Queenslandse/Australische onderwerpen. De rest van de dag ging hier makkelijk aan op, en toen was het weer tijd voor avondeten op de camping en een spelletje.

Dinsdag gingen we door naar de volgende bestemming: Hervey Bay, voor een tocht naar Fraser Island. We reden via de Glass House Mountains, een gebied waar een aantal hele geïsoleerde bergpieken uit de vlakte omhoog steken. Een heel mooi gezicht, zeker vanaf de uitzichtpunten waar je er een aantal tegelijk kon zien. Het zijn in feite de oude magmakamers van een aantal vulkanen, waar uiteindelijk steen in gestold is dat zo hard is dat het veel minder snel erodeert dan de rest van het land. Onderweg naar het tweede uitzichtpunt raakten we nog aardig de weg kwijt, en belandden we op een aantal hele steile smalle weggetjes. Leuk om te zien maar minder om te rijden :-). Daardoor waren we wat laat in Hervey Bay, waar we toen snel wat aten en gingen slapen.

Woensdagmorgen moesten we namelijk om kwart over zeven 's ochtends klaar staan om opgehaald te worden voor de tour naar Fraser Island. Dat is een hele grote zandplaat (130 bij 22 kilometer), die er al lang genoeg ligt dat er daadwerkelijk regenwoud op groeit. De begroeiing verschilt heel erg over het eiland: van mangrovebos tot regenwoud tot heide/duinen-achtige planten. Er zijn hier geen echte wegen, je kan er alleen maar in four wheel drive auto's rondreiden, waarbij de belangrijkste doorgaande 'weg' het strand aan de oostkant van het eiland is. Wel alleen berijdbaar tijdens eb, met vloed ligt de boel onder water. Onze tour ging dan ook met een four wheel drive bus over het eiland naar een aantal van de bezienswaardigheden. Dat was een aardig avontuur: de bus hobbelde, stuiterde en schokte over de paden heen als een hobbelpaard; gelukkig niet op een manier waar je wagenziek van werd. De stops onderweg gaven een aardig beeld van het eiland. Eerst stopten we bij Lake Mackenzie, een zoetwatermeer dat daar kan bestaan omdat er een waterdichte laag oude bladeren en planten op het zand ligt. Daar wat in gezwommen, erg lekker water daarvoor. Daarna kwam Central Station, een stuk regenwoud met een oud houthakkerskamp erin, waar enorme hertshoorn planten aan de bomen groeiden. Weten we ook eens hoe die er in het wild uit zien!

Na de lunch gingen we met de bus over het strand rijden, en dat was echt gaaf: de golven waren hartstikke hoog, en soms reed de bus nog bijna door het water. Op sommige plekken was het strand zo glad dat de bus tachtig kilometer per uur kon rijden, op andere plekken lagen rotsen waar héél voorzichtig overheen gemanouvreerd werd, waarbij de bus soms angstaanjagend scheef hing. Ook hier waren weer een aantal bezienswaardigheden. Eerst een oud scheepswrak, waar de golven mooi doorheen spoten, en waar een mede-toerist een film van maakte met een stoere radio-gestuurde helikopter-camera (die wilden wij ook wel hebben!). Daarna een stop bij een rotsformatie met allerlei kleuren zand erin, en tenslotte een stop bij Eli Creek, een klein riviertje, waar weer in gezwommen mocht worden (maar wat wij niet gedaan hebben). Het water was fantastisch groen-blauw, en het geheel zag er bijna nep uit, zo mooi. Het had zo in een tropisch zwemparadijs gepast. Je kon met een pad stroomopwaards lopen naar waar het riviertje nog door het bos stroomde, en dan kwam het uit op het strand en meanderde de zee in.

Vanaf daar ging de bus terug naar de veerboot naar het vasteland, die op de terugweg nog wat vertraging op liep omdat een van de bussen na ons vast was komen te zitten in het zand. Het was de laatste pont voor die dag, dus wel netjes dat ze erop wachtten. Als bijkomend voordeel konden we daardoor genieten van een mooie zonsondergang op het water. Al met al een mooie dag, hoewel de groep voor de tour wel erg groot was. Wie weet gaan we ooit nog een keer terug met een eigen four wheel drive, en dan lekker zelf rondcrossen :-).

Op donderdag was het weer tijd voor een stukje rijden, naar de dorpen Agnes Water en Town of 1770, alwaar Captain Cook voor het eerst in Queensland zijn schip aan land bracht. Ergens woensdagnacht was mijn bikini van de waslijn gejat, dus hier eerst een tijdje gezocht naar een nieuwe, maar ze waren aardig duur, dus dat wou niet zo. Nu was ons plan om de volgende dag een surf-les te nemen, maar die bleken alleen maar 's ochtends te zijn. Toen had die bikini inene meer haast, dus vrijdagochtend voor het surfen nog snel even langs de winkels voor dan maar een te dure bikini. Gelukkig wel een mooie gevonden :-). Net op tijd terug op de camping om opgehaald te worden voor de les. Het was een groep van twaalf mensen, lekker klein. Desondanks pastte het maar net achterin de four wheel drive van de instructeur. De les begon met de surfplanken naar het strand sleuren vanaf de parkeerplaats. Volgens mij heb ik daar uiteindelijk meer spierpijn van opgelopen dan van het surfen zelf, want die dingen zijn aardig zwaar! Na wat uitleg en droog oefenen mochten we het water in. Het duurde even voor ik comfortabel was met die plank het water in werken; het idee is dat je erop gaat liggen en je dan met je armen vooruit peddelt. Daar heb ik duidelijk geen talent voor, dus dat ging traag en slingerend ;-). Eenmaal in de golven hielp de instructeur ons om beurten aan een goeie golf. Het idee was natuurlijk dat je dan staand op de surfplank met die golf mee naar het strand ging, maar ik vond op mijn knieën ruimschoots ingewikkeld genoeg. Het was wel erg leuk, als het goed ging, kon je echt enkele tientallen meters met de golf mee. Tussendoor probeerden we zelf wat golven te vangen, met beduidend minder succes. Je moet precies goed inschatten wanneer je vaart moet gaan maken door te peddelen, en dat bleek best lastig. Joost heeft het wel een paar keer voor elkaar gekregen om een stukje te staan. Na een paar uur hiervan waren we aardig moe en behoorlijk verbrand; de waterproof zonnebrandcrème bleek niet echt bestand tegen zout water en schurend zand en surfplank. Mijn vel trouwens ook niet: ik heb een paar mooie schrammen op mijn knieën en bovenbenen ;-). We werden halverwege de middag weer op de camping gedropt, waar we de rest van de middag lekker hebben uitgepuft.

Zaterdag stond er weer een tour op het programma, ditmaal per catamaran naar Lady Musgrave Island, aan het zuidelijke uiteinde van het Great Barrier Reef. Dit stuk van het rif is veel minder drukbezocht dan de plekken verder naar het noorden, dus dat leek ons wel wat. Het was 90 kilometer de zee op, en daar ging de catamaran anderhalf uur over doen. Helaas bleek dat voor ons allebei een anderhalf uur durende nachtmerrie: de catamaran ging met stevige snelheid tegen de hoge oceaangolven in, en tegen die bewegingen bleken onze reispillen niet bestand. Ik kan me niet herinneren ooit zo (zee)ziek te zijn geweest. Zowel Joost als ik hadden een volledig lege maag tegen de tijd dat we aankwamen, zullen we maar zeggen.

De activiteiten waren op en rond een ponton dat in de lagune van het eiland voor anker lag. Ik zat me intussen aardig druk te maken over de terugweg, maar de begeleiders verzekerden ons dat dat veel minder erg was, omdat je dan met de golven mee gaat. Het duurde even voor we weer wat opgeknapt waren, maar na een lunch van droge koekjes gingen we toch mee wandelen op het eiland. Dat bleek erg leuk, er nestelen tienduizenden vogels op een piepklein eilandje, je zag ze echt overal rondlopen en vliegen. Je kon ook wel ruiken dat er genoeg vogels hun behoeften parkeerden ;-). De begroeiiing was ook anders dan elders, andere soorten planten. Op de terugweg naar het ponton ging de boot, die een glazen bodem had, nog langs een plek in het rif waar heel veel schildpadden zaten, ook erg leuk om te zien. Daarna was er nog wat tijd over en zijn we toch nog even gaan snorkelen in het rif. Voor mij de eerste keer, dus erg wennen aan flippers en ademhalen door een rietje. Maar wel superleuk, de vissen zijn inene heel erg dichtbij, en je kon ook wel wat koraal zien, hoewel dat minder kleurrijk was dan ik gedacht had, maar dat kwam mogelijk omdat we niet zo ver van het ponton af zijn gegaan. We zagen ook nog een zeekomkommer. Helaas was de tijd daarna veel te snel op, en moesten we weer terug maar het vasteland. De terugweg bleek inderdaad gelukkig veel rustiger, en verliep zonder problemen. Maar je krijgt mij niet nog weer een keer op zo'n boot de oceaan in!

Gisteren, de tweede zondag in deze aflevering, reden we door naar Byfield, een dorpje net in de tropen waar een pottenbakkerij annex kunstgallerij zit die we graag wilden bekijken. Deze Nob Creek Pottery ligt midden in het regenwoud, werkelijk een prachtig plekje. Ze hadden een boel mooie spullen om te bekijken, dus daar hebben we een aangenaam uurtje rondgeneusd. Daarna een stukje terug om te overnachten op een camping in Yeppoon. Vandaag zijn we onderweg naar Eungella National Park, waar we ergens tegen de avond aan zullen komen. Gaan we weer een paar dagen ouderwets fijn wandelen in subtropisch regenwoud in de bergen. De volgende aflevering zal uitwijzen of we daar een platypus hebben weten te spotten; daar staat het park bekend om :-).

1 opmerking:

  1. Woee ^_^, je zou bijna in een vakantiesfeer komen als ik dit allemaal lees!

    Ik hoop dat jullie verbrandheid snel voorbij is, dat is nooit een pretje (*spreekt uit veel ervaring*).
    Het klinkt allemaal wel heel mooi, ik ben alvast wat notities aan het maken voor als het beter gaat met Bir's knie :D.
    Ben benieuwd of jullie de platypus tegenkomen (misschien zelfs Perry the Platypus?).

    Veel plezier nog.. kan niet wachten tot de volgende blogspot.
    Ik hou de collega's voor je op de hoogte ;-)

    Groetjes vanuit het nog winterse Nederland (brrr).

    BeantwoordenVerwijderen